Broederschap, wees er niet bang voor II

Deel deze pagina

Ben ik mijn broeders hoeder?

Onze vijf leefregels* staan niet op zichzelf. In iedere leefregel is de andere werkzaam. Samen worden ze een weg. We worden wie we zijn (de eerste leefregel) in de broederschap die we aandurven (tweede leefregel). Zonder een ander (een ‘broeder’) in ons leven gaat dat niet. We gaan met hem of haar, op een of andere wijze, een weg (derde regel) en ontdekken gaandeweg onze verantwoordelijkheid voor elkaar, voor onszelf of de situatie waarin we terechtkomen (vierde regel). Het verbond (vijfde regel) ligt al in de broederschap besloten maar kan zich steeds meer verdiepen en hernieuwen.   

Bij het uitbreken van de oorlog schaart Europa zich achter Oekraïne. Individuele mensen, instanties en landmachten ervaren de innerlijke drang om dit verbond te maken en steeds meer te concretiseren. Voor Syriërs en het kwaadaardige geweld waar zij al 11 jaar aan blootgesteld worden, sloot Europa lange tijd de ogen en vervolgens, nog hermetischer, haar grenzen. Er wordt in dit geval kennelijk geen of minder broederschap ervaren waarin we ons verbonden weten. We durven het niet aan en willen geen verantwoordelijkheden ontdekken en verbond te maken. We hebben nogal wat redenen om bang te zijn voor broederschap. Er is ‘kwaad’ buiten ons maar ook ín ons.  

Pannikar** buigt zich over het kwaad en stelt de altijd en overal terugkerende vraag die nooit en nergens naar volle tevredenheid beantwoord wordt: hoe komt het dat de mens kwaad doet terwijl hij door God toch ‘goed’ geschapen is. Hij stelt dat het kwaad onze schema’s openbreekt waarbinnen wij God geplaatst hebben. Hij ziet het kwaad als een mysterie dat ons dwingt tot nederigheid en realisme. Er is, zegt hij, niet alleen een gemeenschap van heiligen maar ook een gemeenschap van zondigen. Als Christenen hebben we de opdracht ons nooit bij het kwaad neer te leggen maar het altijd te bestrijden. Ook en vooral het kwaad in onszelf. Volgens Pannikar is het niet nodig om het mysterie van het kwaad te doorgronden om er werk van te maken. Waar het om gaat is dat we de gewonden verzorgen.

Na dit gezegd te hebben maakt Pannikar een overgang naar wat hij tempiternité noemt. Dat betekent dat tijd en eeuwigheid één geheel zijn. Dit bevatten is al net zo moeilijk als het woord. Het wil níet zeggen dat het tijdelijke opgeheven wordt in het eeuwige, zoals wij vaak denken dat dat straks in de hemel gebeuren zal. Integendeel. We moeten het eeuwige niet zien als een verlenging van het tijdelijke. Wat dit woord zeggen wil is dat álle momenten van ons bestaan zowel tijdelijk als eeuwig zijn. Het eeuwige is dus besloten ín het tijdelijke. Het is zogezegd, de dieptedimensie van het tijdelijke. Dit gegeven maakt het mogelijk voor ons om (met ons derde oog als het ware) zowel het kwaad als onze onmacht overstijgen. Tja, het vraagt wat om Pannikar te volgen, maar hier zitten we nu dan toch weer terug bij onze leefregel ‘broederschap wees er niet bang voor’ en het mysterie van het kwaad. Door dit gegeven, van de aanwezige eeuwigheid in ieder moment, waarmee wij onszelf kunnen overstijgen kan niets ons tegenhouden bewust te worden wie we ten diepste zijn en de keuze die we daarbij hebben om er gehoor aan te geven en het kwaad te bestrijden.

Hoe zeer het kwaad ons blijft bezighouden blijkt ook uit het baanbrekende werk van Hannah Arendt toen zij in 1961 het proces van Adolf Eichman volgde. Zij stelde zij zich de vraag: ‘Hoe komt het dat een zo ontstellend kwaad in zo’n onbenullige uitvoerder van bevelen kan huizen? Haar antwoord was: omdat die man weigerde een ‘persoon’ te worden, omdat hij weigerde te denken’.*** Zo kwam ze tot het inzicht dat het kwaad niet radicaal is maar uiterst banaal! Het kwaad wordt uitgevoerd door banale mensen die niet kritisch hoeven, willen of mogen denken. ‘Denken’ is overigens volgens Arendt de ‘geluidloze innerlijke dialoog’. Bij jezelf te rade gaan of de weg van inkeer gaan; contempleren dus. Zo kunnen we deel uitmaken van het mysterie en ‘persoon’ worden. Dat is de mens worden die we, in die dieptedimensie, zijn. Arendt wijst ook op onze vrijheid te worden wie we zijn en noemt het: waarachtige mensen; vrije, geestrijke personen die met open ogen en zonder voorbehoud de eeuwigheid zoeken in ieder moment. Net als Pannikar dus.  

Dit geeft nog geen antwoord op de vraag óf we inderdaad onze broeders hoeders zijn zoals Kaïn vraagt aan God.  ‘Kains woorden zijn symbolische geworden voor de onwil van mensen om verantwoordelijkheid te nemen voor het welzijn van de ander,’ lees ik bij Alan Morinis**** en ook: ‘…ja, wij [zijn] onze broeders hoeders, en niet alleen in het belang van onze broeders’.

Morinis gaat specifieker in op de vraag naar onze verantwoordelijkheid ten opzichte van de ander. Bijzonder dat ook hij hierbij spreekt over het fenomeen tijd en het samengaan van het toekomstige en het voorbijgaande. Hij zegt dat zo: ‘De Toekomstige Wereld is de binnenste van de binnenste werelden! God zit diep binnen de Toekomstige Wereld. Om naar de Toekomstige Wereld te komen moet je je eigen innerlijke wereld gedurende je leven opbouwen en het is met die innerlijke wereld dat je de Toekomstige Wereld zult binnengaan.*****

Hebben we het niet alsmaar over het Koninkrijk Gods waarvan Jezus zegt dat het niet hier of daar is maar ín ons en ónder ons; binnen ons bereik? Ik denk dat we mogen verstaan als ‘binnen het bereik van ieder van ons’. Dat doet helemaal niets af aan overgeërfde zonden, beschadigingen die we oplopen en lasten die we moeten dragen en alle pijn en verdriet die daarbij geleden worden. Wellicht zetten die ons aan om op weg te gaan. Broederschap, hoe hard hebben we dat nodig!

We weten allemaal hoe we het samenleven vredig te houden. Het gaat om daadwerkelijke zorg voor anderen en voor onze relaties want ‘de fundering voor spiritueel leven ligt tussen een mens en zijn vriend’, zegt Morinis. Hoe dat werkt? Door het lijden van de ander mee te dragen, onze ziel los te maken uit de greep van het ego dat altijd schreeuwt om bevredigd te worden maar het nooit is. Het gaat om het ontwikkelen van een gevoeligheid voor de ander en diens lijden, want alleen een gevoelige ziel kan een verheven ziel zijn. ‘Iedere handeling van ondersteuning die je doet is een gelegenheid om meer gevoeligheid te ontwikkelen en de ziel die je bent te verheffen’. Hij raadt ons aan geen dag voorbij te laten gaan zonder iets voor iemand te doen.

Dat lijkt me even genoeg op de vraag of ik mijn broeders hoeder ben. We kunnen natuurlijk gerust ‘nee’ daarop zeggen, maar dat is wel banaal.

Te denken geeft nog een vraag die Morinis aanhaalt en van Hillel****** komt:

Als ik er niet ben voor mijzelf, wie zal er dan voor mij zijn?
Maar als ik er alleen maar ben voor mijzelf, wat ben ik dan?’

Vanuit ’t Verdiep,

Mariek

*) In onze gemeenschap leven we met een ‘leefregel’. Deze bestaat in feite uit vijf regels die als wegwijzers op onze weg staan, zowel als gemeenschap als op persoonlijk niveau. Dit is een tweede tekst bij de 2e leefregel. De vijf regels zijn:

  1. Word wie/wat je bent
  2. Broederschap, durf het aan
  3. Ga je weg
  4. Ontdek je verantwoordelijkheid
  5. Waag het (Gods) verbond te maken.

**) Marc van Tente: Vensters op het mysterie, een pelgrimstocht met Raimon Pannikar, blz. 127,128.
***) Idem. Blz 129
****) Alan Morinis: Het heilige in het alledaagse. Het Joodse spirituele pad van Mussar. Blz. 253 e.v.
*****) Idem blz. 250
******) Idem blz. 255

Aanmelden

Wil je je aanmelden voor deze activiteit? Vul het formulier zo volledig mogelijk in. Mocht je vragen hebben, dan kun je contact opnemen.

Aanmelden

Wil je je aanmelden voor deze activiteit? Vul het formulier zo volledig mogelijk in. Mocht je vragen hebben, dan kun je contact opnemen.