Hoe leven wij in God? IV

Wachten

God is liefde,’ zegt Johannes en ik zou het daar graag bij laten. Dan is dat mysterie rondom God en zijn bestaan meteen opgelost. Dat is wel zo gemakkelijk. Ons jaarthema zou dan ‘hoe leven wij in liefde voor elkaar’ kunnen zijn. Dat is altijd hard nodig. Toch voegt Johannes er in dezelfde zin aan toe: ‘en wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in hem.’ (1 Joh. 4, 16). Waarom dan toch? Waarom, als God liefde is, moet Hij nog een apart vernoemd worden?

In het opstel ‘De Nacht van de ziel’ van Simone Weil* kom ik hetzelfde onderscheid tegen. Zij spreekt over ‘indirecte of impliciete liefdes waarin God op verborgen wijze aanwezig is’ en daarnaast over ‘God die zijn realiteit openbaart in de ziel’. Bij mensen die ‘verbaal’ in God geloven is God nog niet doorgedrongen in de ziel. God kan zich daar wel openbaren maar alleen als de ziel al liefde kent. Door religieuze eredienst, de schoonheid van de wereld en onze naaste, komt de liefde van God op indirecte wijze in de ziel. Zo kan de ziel zich voorbereiden op ‘de komst van God’.

De ervaring van die directe liefde maakt dat je wéét dat God bestaat. Voor wie dat niet kent blijft het een raar verhaal. Openbaring? Roeping? God in mij? Volgens mij kan het zijn dat iemand die ervaring wel kent maar niet zo benoemt en zich vervolgens al helemaal niet herkent in mensen die ‘verbaal geloven’.

Het doet me denken aan Samuël die zijn meester Eli liefheeft en de eredienst in de tempel. Zijn slaapplaats is bij de ark van God. Zijn ziel kent ‘impliciete liefdes’ maar God nog niet. Als Samuël door God geroepen wordt, verwart hij Diens stem met de stem van Eli en haast zich naar zijn meester om hem te dienen. In die tijd waren er geen roepingen meer en kwamen visioenen zelden voor. Eli was oud en zijn doffe ogen konden nauwelijks zien. Het spirituele leven stond stil en toch leefden de meester en zijn leerling in God alsof Hij er wel was. Voor Eli was dat evident: hij kende God maar hoorde en zag Hem nu niet. Pas als Samuël voor de derde keer geroepen wordt en naar Eli rent, begrijpt hij dat de jongen door God bezocht wordt en onderwijst hem: ‘als je geroepen wordt moet je antwoorden: spreek, uw dienaar luistert’.

Het opstel van Weil leert ons hoe we ‘in God leven’ ook als we Hem niet ervaren: ‘De ziel die in deze toestand toch nog liefde blijft opbrengen voor het religieuze, voor de naaste, voor de schoonheid in aardse dingen (waarin God reëel maar op verborgen wijze aanwezig is), staat in alle geval op Waarheid, op de ware God. Of God zich gedurende dit leven aan de ziel wel of niet op ervaarbare wijze toont, maakt eigenlijk niets uit.’

Wij mensen kunnen God niet steeds ervaren, net zomin als dat we steeds in liefde kunnen zijn. Jezus stierf als méns aan het kruis en roept daar: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten’. Hij voelt zich van God verlaten, terwijl hij Zijn bestaan ként als geen ander.

De vraag is niet of God bestaat of niet en of Hij wel of niet in onze ziel is; de vraag is of wij ín Hem kunnen leven. Misschien is Hij even weg of is Hij er nooit geweest of komt Hij nooit weer. De vraag is of wij zozeer naar Hem blijven verlangen als Samuël dat deed zodat we God uiteindelijk zullen horen roepen. De vraag is of we kunnen wachten, wakker en steeds voorbereid op Zijn komst.

Mariek

*) Liefde is licht, religieuze teksten van Simone Weil.

De deur op een kier

De weg naar Gastvrijheid

Langzaamaan gaat onze deur van het slot en ontvangen we weer gasten, een of twee per week voorlopig. Waarom niet meer vraagt u zich wellicht af? Dat komt omdat we ons blijven houden aan de landelijke corona richtlijnen. Onze eetzaal is, net als bij restaurants in Nederland, nog gesloten. Voor een beperkte groep oudere bewoners wordt wel ’s avonds een warme maaltijd bereid die zij kunnen afhalen. Ook onze gasten kunnen daar gebruik van maken. De overige maaltijden moeten helaas nog op eigen kamer worden gebruikt.

En de vieringen in de kapel worden weer opgepakt. Met maximaal 30 personen op 1,5 meter afstand natuurlijk: ’s avonds en in het weekend op zaterdagavond en op zondag. Onze gewoonte om na een viering samen een kop koffie of thee te drinken kunnen we weer oppakken, tenminste als het buiten op het terras kan. Binnen komen we nog niet in een grotere groep samen.

De gasten die we in de afgelopen maanden zouden ontvangen, hebben inmiddels bijna allemaal bericht gehad dat onze deur weer open gaat. Via deze site blijven we u op de hoogte houden en via het mailadres gastenontvangst@hoogeberkt.nl kunt u zich aanmelden als u belangstelling hebt voor een retraite of enkele meeleefdagen.

Hoe leven wij in God? III

Wij met elkaar

Ons leven in God is een hoogst persoonlijke zaak. Het gaat er immers om ons afdalen naar de diepste laag van de ziel. Daar waar God aanwezig is, daar waar we de liefde vinden die wij en de wereld nodig hebben. Want er is nooit genoeg liefde is in deze wereld. Niet voor ons, niet voor jou, niet voor mij, niet voor de aarde, voor de vluchtelingen, voor de mensen die slachtoffer zijn van geweld, thuis en in oorlogen, en al helemaal niet genoeg voor de daders van geweld.

Leven in God, op zoek gaan naar Liefde, naar Licht, moet ieder alleen voor zichzelf doen. Niemand kan het voor een ander doen. Ik kan de juiste keuzes maken en ik anderen helpen en opnemen in de liefde van mijn hart. Zo zal ik mezelf en een ander nabij zijn maar het zal nooit genoeg zijn voor mij of een ander die niet in zichzelf die weg naar Liefde zoekt. Leven in God is ook  een persoonlijke zaak omdat het gekoppeld is aan wie we zijn en wat wij in een specifieke situatie nodig hebben en als liefdevol ervaren. Dat kan voor iedereen, ieder moment en in iedere situatie steeds weer anders zijn. Uiteindelijk gaat het steeds om míjn persoonlijke staan in de liefde, hier en nu. Míjn persoonlijke leven in God. Als het ons eenmaal te doen is om dit ‘leven in God’ vraagt het telkens weer héél onze aandacht. Vervolgens stuiten we op ons eeuwigdurend tekort want: dat kunnen we helemaal niet waarmaken.

‘Hoe leef ik in God?’ is de vraag van een dwaze volhouder tegen alle beter weten in.

Opmerkelijk is dat ons jaarthema bij dit zo persoonlijke thema over ‘wij’ spreekt: Hoe leven wij in God? Als het gaat om ieder persoonlijk antwoord op die vraag zou het ‘Hoe leef ik in God?’ moeten zijn. Mijn leven in God voltrekt zich immers in mijn ziel. Of beter gezegd: het gaat om mijn afdaling naar de diepste laag van dé ziel. Het is maar de vraag of die ziel daar nog wel van mij is. Het persoonlijke kon daar wel eens ophouden te bestaan.

Volgens mij gaat het inderdaad steeds om de vraag ‘Hoe leef ik in God’. Als ik uiteindelijk tegenover Hem sta ‘van aangezicht tot aangezicht’ zoals Petrus dat zegt, dan sta ik daar helemaal alleen. Onze vraag: ‘Hoe leven wij in God?’ wil niets afdoen aan die ongedeelde, existentiële eenzaamheid. Ze stelt ons de vraag: hoe, als gemeenschap, leven wij met elkaar het leven in God? Als we in dit leven überhaupt niet zonder anderen kúnnen leven, hoe zouden we dan, tegen beter weten in, kunnen volhouden in een onmogelijke poging in God te blijven leven? In onze onderlinge verscheidenheid en met ieder zijn eigen gebrek, blijft ons samenleven steeds een streven. Dat is voldoende conditie voor dwaze doorzetters. Ieder van ons stelt zich de vraag ‘hoe leef ik in God?’ Ieder van ons beseft de ander daarvoor nodig te hebben. Samen stellen we de vraag: Hoe lukt het ons bij elkaar te blijven opdat we elkaar op die weg houden? Hoe wijzen we elkaar die weg? Hoe bemoedigen en steunen we elkaar? Dat is ons ‘Hoe leven wij in God?’ van dit jaar.  

Mariek