Luc. 14, 1 – 14

Je weerstand doorbreken, onszelf verliezen en ingaan op de uitnodiging

Vorige week zondag hebben we al gehoord dat Jezus volgens het evangelie van Marcus op weg is naar Jeruzalem en dat hij, ondanks het lijden dat hem te wachten staat, trouw wil blijven aan zijn roeping. Dat is geen gemakkelijke weg, maar wel een radicale keuze. Iets van die radicaliteit horen we nu in het evangelie van vandaag.

In het begin van het verhaal komt er een jongeman naar Jezus toe en vraagt: Wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven? In die vraag hoor je een verlangen, een echt verlangen naar goed en rechtvaardig leven, of om het met de woorden van de eerste lezing te zeggen: een verlangen naar de geest van wijsheid die alles te boven gaat. Jezus geeft hem dan als antwoord de Tien Woorden, zoals Mozes die al heeft gegeven, en vooral wat hij moet doen tegenover zijn naaste: niet doden, geen echtbreuk plegen, niet stelen enz.

Dat op zich is dus al een goede richting: dat je leert als een goed mens te leven, in de juiste verhouding tot je medemens en tot God. Maar de jongeman deed dit al en zoekt een weg verder. Op dat moment kijkt Jezus hem liefdevol aan en zegt:
Aan één ding ontbreekt het je nog: ga verkopen al wat je bezit en geef hetaan de armen, en je zult een schat in de hemel hebben. Kom dan terug om mij te volgen.

Jezus roept hem op tot een keuze: enerzijds alles los te laten wat hij bezat en anderzijds te leren delen in de goddelijke liefde, die Jezus zelf present stelde. Dat is inderdaad een radicale keuze, die niet zomaar voor iedereen geldt, maar die Jezus hier persoonlijk tegen deze man richt. Jammer genoeg gaat hij er niet op in, omdat hij veel bezittingen heeft.

Op die keuze gaat het evangelie verder, wanneer Jezus spreekt tot zijn leerlingen. De jongeman was rijk en kwam er niet toe om alles te verkopen. Hij was bezet, bezeten. Jezus laat nu horen: Wat is het toch moeilijk voor een rijke om binnen te gaan in het koninkrijk van God. Wat is dat toch? We kennen die ervaring wel. Als je rijk bent en veel geld hebt om allerlei dingen te kopen, heb je ook macht tegenover andere mensen en trek je gemakkelijk veel vrienden aan. Je staat in feite zelf in het centrum. Hoe anders is het, als je je leven laat bepalen door een ander, als je bereid bent iemand te volgen die je inspireert. Dan gaat het om andere waarden, zoals solidariteit, rechtvaardigheid of gemeenschap. Jezus wijst erop hoe moeilijk het is, ja bijna onmogelijk, zeker als je rijk bent, om op die roep in te kunnen gaan. Toch zijn er mensen die de roep horen, ook onder ons. Die los laten wat ze daar, elders, aan leven hebben opgebouwd en bereid zijn dat op te geven om te verhuizen hier naar toe, naar deze gemeenschap en de weg van de goddelijke liefde te gaan, met alle onzekerheid die dat meebrengt. Ik heb respect voor hen.

Die oproep om alles los te laten geldt niet alleen voor jongeren die nog een groot deel van hun leven voor zich hebben, of voor mensen die pas begonnen zijn de weg van Jezus te volgen. Die oproep wordt vandaag ook tot ons gericht, die al geraakt zijn door Jezus en begonnen zijn aan die weg van de liefde. Wat wordt er dan tot ons gezegd? Toen ik de oproep hoorde: Aan één ding ontbreekt het je nog, voelde ik eerst een weerstand. Wat moet ik nu weer loslaten, wat is er dat mij tegen houdt om die weg van Jezus verder te gaan? Dat is misschien niet zo radicaal en toch.

Ik denk concreet bijvoorbeeld aan de veranderingen binnen de gemeenschap vanwege een nieuwe structuur. We worden uitgenodigd mee te gaan in de nieuwe dagteams, maar er is ook weerstand om de goede band met iemand zomaar los te laten en weer nieuwe contacten met anderen te maken. Ik denk ook aan onze samenleving, met nieuwe bepalingen vanuit het klimaatakkoord. We zullen grote veranderingen meemaken, en moeten gaan kiezen voor minder gas in onze woning en minder benzine voor de auto. Om tot de juiste houding te komen wordt van ons gevraagd een omslag te maken in denken en doen.

Hoe dan ook, ik denk dat het mogelijk is om de weerstand te doorbreken, onszelf te verliezen en in te gaan op de uitnodiging. Als die jongeman in de ogen van Jezus had gekeken en de liefde gevoeld, had hij die stap misschien kunnen maken. Of zoals op het eind Petrus kon zeggen: Wij hebben toch maar alles achter gelaten. Bidden wij om die geest van wijsheid.

Broederschap, wees er niet bang voor II

Ben ik mijn broeders hoeder?

Onze vijf leefregels* staan niet op zichzelf. In iedere leefregel is de andere werkzaam. Samen worden ze een weg. We worden wie we zijn (de eerste leefregel) in de broederschap die we aandurven (tweede leefregel). Zonder een ander (een ‘broeder’) in ons leven gaat dat niet. We gaan met hem of haar, op een of andere wijze, een weg (derde regel) en ontdekken gaandeweg onze verantwoordelijkheid voor elkaar, voor onszelf of de situatie waarin we terechtkomen (vierde regel). Het verbond (vijfde regel) ligt al in de broederschap besloten maar kan zich steeds meer verdiepen en hernieuwen.   

Bij het uitbreken van de oorlog schaart Europa zich achter Oekraïne. Individuele mensen, instanties en landmachten ervaren de innerlijke drang om dit verbond te maken en steeds meer te concretiseren. Voor Syriërs en het kwaadaardige geweld waar zij al 11 jaar aan blootgesteld worden, sloot Europa lange tijd de ogen en vervolgens, nog hermetischer, haar grenzen. Er wordt in dit geval kennelijk geen of minder broederschap ervaren waarin we ons verbonden weten. We durven het niet aan en willen geen verantwoordelijkheden ontdekken en verbond te maken. We hebben nogal wat redenen om bang te zijn voor broederschap. Er is ‘kwaad’ buiten ons maar ook ín ons.  

Pannikar** buigt zich over het kwaad en stelt de altijd en overal terugkerende vraag die nooit en nergens naar volle tevredenheid beantwoord wordt: hoe komt het dat de mens kwaad doet terwijl hij door God toch ‘goed’ geschapen is. Hij stelt dat het kwaad onze schema’s openbreekt waarbinnen wij God geplaatst hebben. Hij ziet het kwaad als een mysterie dat ons dwingt tot nederigheid en realisme. Er is, zegt hij, niet alleen een gemeenschap van heiligen maar ook een gemeenschap van zondigen. Als Christenen hebben we de opdracht ons nooit bij het kwaad neer te leggen maar het altijd te bestrijden. Ook en vooral het kwaad in onszelf. Volgens Pannikar is het niet nodig om het mysterie van het kwaad te doorgronden om er werk van te maken. Waar het om gaat is dat we de gewonden verzorgen.

Na dit gezegd te hebben maakt Pannikar een overgang naar wat hij tempiternité noemt. Dat betekent dat tijd en eeuwigheid één geheel zijn. Dit bevatten is al net zo moeilijk als het woord. Het wil níet zeggen dat het tijdelijke opgeheven wordt in het eeuwige, zoals wij vaak denken dat dat straks in de hemel gebeuren zal. Integendeel. We moeten het eeuwige niet zien als een verlenging van het tijdelijke. Wat dit woord zeggen wil is dat álle momenten van ons bestaan zowel tijdelijk als eeuwig zijn. Het eeuwige is dus besloten ín het tijdelijke. Het is zogezegd, de dieptedimensie van het tijdelijke. Dit gegeven maakt het mogelijk voor ons om (met ons derde oog als het ware) zowel het kwaad als onze onmacht overstijgen. Tja, het vraagt wat om Pannikar te volgen, maar hier zitten we nu dan toch weer terug bij onze leefregel ‘broederschap wees er niet bang voor’ en het mysterie van het kwaad. Door dit gegeven, van de aanwezige eeuwigheid in ieder moment, waarmee wij onszelf kunnen overstijgen kan niets ons tegenhouden bewust te worden wie we ten diepste zijn en de keuze die we daarbij hebben om er gehoor aan te geven en het kwaad te bestrijden.

Hoe zeer het kwaad ons blijft bezighouden blijkt ook uit het baanbrekende werk van Hannah Arendt toen zij in 1961 het proces van Adolf Eichman volgde. Zij stelde zij zich de vraag: ‘Hoe komt het dat een zo ontstellend kwaad in zo’n onbenullige uitvoerder van bevelen kan huizen? Haar antwoord was: omdat die man weigerde een ‘persoon’ te worden, omdat hij weigerde te denken’.*** Zo kwam ze tot het inzicht dat het kwaad niet radicaal is maar uiterst banaal! Het kwaad wordt uitgevoerd door banale mensen die niet kritisch hoeven, willen of mogen denken. ‘Denken’ is overigens volgens Arendt de ‘geluidloze innerlijke dialoog’. Bij jezelf te rade gaan of de weg van inkeer gaan; contempleren dus. Zo kunnen we deel uitmaken van het mysterie en ‘persoon’ worden. Dat is de mens worden die we, in die dieptedimensie, zijn. Arendt wijst ook op onze vrijheid te worden wie we zijn en noemt het: waarachtige mensen; vrije, geestrijke personen die met open ogen en zonder voorbehoud de eeuwigheid zoeken in ieder moment. Net als Pannikar dus.  

Dit geeft nog geen antwoord op de vraag óf we inderdaad onze broeders hoeders zijn zoals Kaïn vraagt aan God.  ‘Kains woorden zijn symbolische geworden voor de onwil van mensen om verantwoordelijkheid te nemen voor het welzijn van de ander,’ lees ik bij Alan Morinis**** en ook: ‘…ja, wij [zijn] onze broeders hoeders, en niet alleen in het belang van onze broeders’.

Morinis gaat specifieker in op de vraag naar onze verantwoordelijkheid ten opzichte van de ander. Bijzonder dat ook hij hierbij spreekt over het fenomeen tijd en het samengaan van het toekomstige en het voorbijgaande. Hij zegt dat zo: ‘De Toekomstige Wereld is de binnenste van de binnenste werelden! God zit diep binnen de Toekomstige Wereld. Om naar de Toekomstige Wereld te komen moet je je eigen innerlijke wereld gedurende je leven opbouwen en het is met die innerlijke wereld dat je de Toekomstige Wereld zult binnengaan.*****

Hebben we het niet alsmaar over het Koninkrijk Gods waarvan Jezus zegt dat het niet hier of daar is maar ín ons en ónder ons; binnen ons bereik? Ik denk dat we mogen verstaan als ‘binnen het bereik van ieder van ons’. Dat doet helemaal niets af aan overgeërfde zonden, beschadigingen die we oplopen en lasten die we moeten dragen en alle pijn en verdriet die daarbij geleden worden. Wellicht zetten die ons aan om op weg te gaan. Broederschap, hoe hard hebben we dat nodig!

We weten allemaal hoe we het samenleven vredig te houden. Het gaat om daadwerkelijke zorg voor anderen en voor onze relaties want ‘de fundering voor spiritueel leven ligt tussen een mens en zijn vriend’, zegt Morinis. Hoe dat werkt? Door het lijden van de ander mee te dragen, onze ziel los te maken uit de greep van het ego dat altijd schreeuwt om bevredigd te worden maar het nooit is. Het gaat om het ontwikkelen van een gevoeligheid voor de ander en diens lijden, want alleen een gevoelige ziel kan een verheven ziel zijn. ‘Iedere handeling van ondersteuning die je doet is een gelegenheid om meer gevoeligheid te ontwikkelen en de ziel die je bent te verheffen’. Hij raadt ons aan geen dag voorbij te laten gaan zonder iets voor iemand te doen.

Dat lijkt me even genoeg op de vraag of ik mijn broeders hoeder ben. We kunnen natuurlijk gerust ‘nee’ daarop zeggen, maar dat is wel banaal.

Te denken geeft nog een vraag die Morinis aanhaalt en van Hillel****** komt:

Als ik er niet ben voor mijzelf, wie zal er dan voor mij zijn?
Maar als ik er alleen maar ben voor mijzelf, wat ben ik dan?’

Vanuit ’t Verdiep,

Mariek

*) In onze gemeenschap leven we met een ‘leefregel’. Deze bestaat in feite uit vijf regels die als wegwijzers op onze weg staan, zowel als gemeenschap als op persoonlijk niveau. Dit is een tweede tekst bij de 2e leefregel. De vijf regels zijn:

  1. Word wie/wat je bent
  2. Broederschap, durf het aan
  3. Ga je weg
  4. Ontdek je verantwoordelijkheid
  5. Waag het (Gods) verbond te maken.

**) Marc van Tente: Vensters op het mysterie, een pelgrimstocht met Raimon Pannikar, blz. 127,128.
***) Idem. Blz 129
****) Alan Morinis: Het heilige in het alledaagse. Het Joodse spirituele pad van Mussar. Blz. 253 e.v.
*****) Idem blz. 250
******) Idem blz. 255

Deel je verwondering – een oproep

Verwondering als weg van verbinding

Gods mooie en bedreigde schepping, onze aarde met haar wonderschone natuur, heeft het nodig dat wij ervan doordrongen worden dat wij als mens met deze natuur verbonden zijn, daar deel van zijn en er onderdeel van uitmaken, zo dat wij haar kracht zien, er door geraakt worden en haar recht doen.

Wie in staat is met verwondering de natuur te beleven heeft een sleutel in handen om iets van die verbinding te ervaren. Verwondering schept openheid om dat wat je ziet, hoort, ruikt, voelt, meemaakt, tot je door te laten dringen tot in je diepte binnenste.

Van verwondering tot verbinding

Laten we via de weg van de verwondering ons verbinden met de natuur; de aarde, alles wat leeft, beweegt en aanwezig is en op onze eigen kleine schaal een halt toeroepen aan de vernietiging van de aarde die ons draagt, voedt en leven geeft. Laten we via de weg van de verwondering meer en meer in het alledaagse van de gewone dag geaard zijn in ons doen en laten.

Door onze verwondering met elkaar te delen kunnen we groeien in groene spiritualiteit.

Deel je verwondering

We nodigen je van harte uit om je eigen verwondering te delen met de werkgroep Groene Gemeenschap. Dat kan door verhalen, gedichten, foto’s en/of filmpjes te delen van wat jou raakt in de natuur. 

Afhankelijk van de ingezonden reacties zoeken we naar een geëigende manier om dat weer te delen met elkaar.

Bijdragen kunnen tot 1 november a.s. gestuurd worden naar penc@hoogeberkt.nl  o.v.v. Verwondering.

Antoinette  – Groene Gemeenschap
Joke – PenC

Verwondering op de Hooge Berkt – foto’s gemaakt door Frank Boomers

Luc. 13, 22 – 30

Je weerstand doorbreken, onszelf verliezen en ingaan op de uitnodiging

Vorige week zondag hebben we al gehoord dat Jezus volgens het evangelie van Marcus op weg is naar Jeruzalem en dat hij, ondanks het lijden dat hem te wachten staat, trouw wil blijven aan zijn roeping. Dat is geen gemakkelijke weg, maar wel een radicale keuze. Iets van die radicaliteit horen we nu in het evangelie van vandaag.

In het begin van het verhaal komt er een jongeman naar Jezus toe en vraagt: Wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven? In die vraag hoor je een verlangen, een echt verlangen naar goed en rechtvaardig leven, of om het met de woorden van de eerste lezing te zeggen: een verlangen naar de geest van wijsheid die alles te boven gaat. Jezus geeft hem dan als antwoord de Tien Woorden, zoals Mozes die al heeft gegeven, en vooral wat hij moet doen tegenover zijn naaste: niet doden, geen echtbreuk plegen, niet stelen enz.

Dat op zich is dus al een goede richting: dat je leert als een goed mens te leven, in de juiste verhouding tot je medemens en tot God. Maar de jongeman deed dit al en zoekt een weg verder. Op dat moment kijkt Jezus hem liefdevol aan en zegt:
Aan één ding ontbreekt het je nog: ga verkopen al wat je bezit en geef hetaan de armen, en je zult een schat in de hemel hebben. Kom dan terug om mij te volgen.

Jezus roept hem op tot een keuze: enerzijds alles los te laten wat hij bezat en anderzijds te leren delen in de goddelijke liefde, die Jezus zelf present stelde. Dat is inderdaad een radicale keuze, die niet zomaar voor iedereen geldt, maar die Jezus hier persoonlijk tegen deze man richt. Jammer genoeg gaat hij er niet op in, omdat hij veel bezittingen heeft.

Op die keuze gaat het evangelie verder, wanneer Jezus spreekt tot zijn leerlingen. De jongeman was rijk en kwam er niet toe om alles te verkopen. Hij was bezet, bezeten. Jezus laat nu horen: Wat is het toch moeilijk voor een rijke om binnen te gaan in het koninkrijk van God. Wat is dat toch? We kennen die ervaring wel. Als je rijk bent en veel geld hebt om allerlei dingen te kopen, heb je ook macht tegenover andere mensen en trek je gemakkelijk veel vrienden aan. Je staat in feite zelf in het centrum. Hoe anders is het, als je je leven laat bepalen door een ander, als je bereid bent iemand te volgen die je inspireert. Dan gaat het om andere waarden, zoals solidariteit, rechtvaardigheid of gemeenschap. Jezus wijst erop hoe moeilijk het is, ja bijna onmogelijk, zeker als je rijk bent, om op die roep in te kunnen gaan. Toch zijn er mensen die de roep horen, ook onder ons. Die los laten wat ze daar, elders, aan leven hebben opgebouwd en bereid zijn dat op te geven om te verhuizen hier naar toe, naar deze gemeenschap en de weg van de goddelijke liefde te gaan, met alle onzekerheid die dat meebrengt. Ik heb respect voor hen.

Die oproep om alles los te laten geldt niet alleen voor jongeren die nog een groot deel van hun leven voor zich hebben, of voor mensen die pas begonnen zijn de weg van Jezus te volgen. Die oproep wordt vandaag ook tot ons gericht, die al geraakt zijn door Jezus en begonnen zijn aan die weg van de liefde. Wat wordt er dan tot ons gezegd? Toen ik de oproep hoorde: Aan één ding ontbreekt het je nog, voelde ik eerst een weerstand. Wat moet ik nu weer loslaten, wat is er dat mij tegen houdt om die weg van Jezus verder te gaan? Dat is misschien niet zo radicaal en toch.

Ik denk concreet bijvoorbeeld aan de veranderingen binnen de gemeenschap vanwege een nieuwe structuur. We worden uitgenodigd mee te gaan in de nieuwe dagteams, maar er is ook weerstand om de goede band met iemand zomaar los te laten en weer nieuwe contacten met anderen te maken. Ik denk ook aan onze samenleving, met nieuwe bepalingen vanuit het klimaatakkoord. We zullen grote veranderingen meemaken, en moeten gaan kiezen voor minder gas in onze woning en minder benzine voor de auto. Om tot de juiste houding te komen wordt van ons gevraagd een omslag te maken in denken en doen.

Hoe dan ook, ik denk dat het mogelijk is om de weerstand te doorbreken, onszelf te verliezen en in te gaan op de uitnodiging. Als die jongeman in de ogen van Jezus had gekeken en de liefde gevoeld, had hij die stap misschien kunnen maken. Of zoals op het eind Petrus kon zeggen: Wij hebben toch maar alles achter gelaten. Bidden wij om die geest van wijsheid.

Luc. 12, 49 – 53

Je weerstand doorbreken, onszelf verliezen en ingaan op de uitnodiging

Vorige week zondag hebben we al gehoord dat Jezus volgens het evangelie van Marcus op weg is naar Jeruzalem en dat hij, ondanks het lijden dat hem te wachten staat, trouw wil blijven aan zijn roeping. Dat is geen gemakkelijke weg, maar wel een radicale keuze. Iets van die radicaliteit horen we nu in het evangelie van vandaag.

In het begin van het verhaal komt er een jongeman naar Jezus toe en vraagt: Wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven? In die vraag hoor je een verlangen, een echt verlangen naar goed en rechtvaardig leven, of om het met de woorden van de eerste lezing te zeggen: een verlangen naar de geest van wijsheid die alles te boven gaat. Jezus geeft hem dan als antwoord de Tien Woorden, zoals Mozes die al heeft gegeven, en vooral wat hij moet doen tegenover zijn naaste: niet doden, geen echtbreuk plegen, niet stelen enz.

Dat op zich is dus al een goede richting: dat je leert als een goed mens te leven, in de juiste verhouding tot je medemens en tot God. Maar de jongeman deed dit al en zoekt een weg verder. Op dat moment kijkt Jezus hem liefdevol aan en zegt:
Aan één ding ontbreekt het je nog: ga verkopen al wat je bezit en geef hetaan de armen, en je zult een schat in de hemel hebben. Kom dan terug om mij te volgen.

Jezus roept hem op tot een keuze: enerzijds alles los te laten wat hij bezat en anderzijds te leren delen in de goddelijke liefde, die Jezus zelf present stelde. Dat is inderdaad een radicale keuze, die niet zomaar voor iedereen geldt, maar die Jezus hier persoonlijk tegen deze man richt. Jammer genoeg gaat hij er niet op in, omdat hij veel bezittingen heeft.

Op die keuze gaat het evangelie verder, wanneer Jezus spreekt tot zijn leerlingen. De jongeman was rijk en kwam er niet toe om alles te verkopen. Hij was bezet, bezeten. Jezus laat nu horen: Wat is het toch moeilijk voor een rijke om binnen te gaan in het koninkrijk van God. Wat is dat toch? We kennen die ervaring wel. Als je rijk bent en veel geld hebt om allerlei dingen te kopen, heb je ook macht tegenover andere mensen en trek je gemakkelijk veel vrienden aan. Je staat in feite zelf in het centrum. Hoe anders is het, als je je leven laat bepalen door een ander, als je bereid bent iemand te volgen die je inspireert. Dan gaat het om andere waarden, zoals solidariteit, rechtvaardigheid of gemeenschap. Jezus wijst erop hoe moeilijk het is, ja bijna onmogelijk, zeker als je rijk bent, om op die roep in te kunnen gaan. Toch zijn er mensen die de roep horen, ook onder ons. Die los laten wat ze daar, elders, aan leven hebben opgebouwd en bereid zijn dat op te geven om te verhuizen hier naar toe, naar deze gemeenschap en de weg van de goddelijke liefde te gaan, met alle onzekerheid die dat meebrengt. Ik heb respect voor hen.

Die oproep om alles los te laten geldt niet alleen voor jongeren die nog een groot deel van hun leven voor zich hebben, of voor mensen die pas begonnen zijn de weg van Jezus te volgen. Die oproep wordt vandaag ook tot ons gericht, die al geraakt zijn door Jezus en begonnen zijn aan die weg van de liefde. Wat wordt er dan tot ons gezegd? Toen ik de oproep hoorde: Aan één ding ontbreekt het je nog, voelde ik eerst een weerstand. Wat moet ik nu weer loslaten, wat is er dat mij tegen houdt om die weg van Jezus verder te gaan? Dat is misschien niet zo radicaal en toch.

Ik denk concreet bijvoorbeeld aan de veranderingen binnen de gemeenschap vanwege een nieuwe structuur. We worden uitgenodigd mee te gaan in de nieuwe dagteams, maar er is ook weerstand om de goede band met iemand zomaar los te laten en weer nieuwe contacten met anderen te maken. Ik denk ook aan onze samenleving, met nieuwe bepalingen vanuit het klimaatakkoord. We zullen grote veranderingen meemaken, en moeten gaan kiezen voor minder gas in onze woning en minder benzine voor de auto. Om tot de juiste houding te komen wordt van ons gevraagd een omslag te maken in denken en doen.

Hoe dan ook, ik denk dat het mogelijk is om de weerstand te doorbreken, onszelf te verliezen en in te gaan op de uitnodiging. Als die jongeman in de ogen van Jezus had gekeken en de liefde gevoeld, had hij die stap misschien kunnen maken. Of zoals op het eind Petrus kon zeggen: Wij hebben toch maar alles achter gelaten. Bidden wij om die geest van wijsheid.