Aandachtig aanwezig V

Aandachtig aanwezig in gebed

Literatuur:
Het spirituele leven, mystiek voor het dagelijks bestaan van de auteur Evelyn Underhill, 2019;
We zijn al één, Woorden voor elke dag van het jaar van de auteur Thomas Merton, 2018

Op zondag, na de Hemelvaart van Jezus, toen we ons verweesd verzamelden, ieder bij zijn computerscherm vanwege corona, preekte Jan Renkema: ‘Wat doen wij als de dingen moeilijk en zwaar worden? Dan zijn we vaak geneigd om de problemen aan te kijken op menselijke ooghoogte.’ Hij wees ons erop dat Jezus ‘begint met zijn ogen op te slaan naar de hemel’ en zijn gebed aanvangt met het woord ‘Vader’. Daarmee verwees Jan naar de oneindigheid waarop we ons kunnen richten en naar het diepe mysterie van de intimiteit waarin we ons begeven met ‘onze Vader’.

Je krijgt altijd de dingen aangereikt die je nodig hebt. Daarvan ben ik inmiddels overtuigd.
En hardhorende mensen krijgen het net zo vaak aangereikt als ze het nodig hebben om het te horen. Deze maand citeerde ik in mijn schrift, zoals ik graag doe als ik iets lees dat voor mij op dat moment van belang is, van Evelyn Underhill: ‘Wat aanbidding inhoudt is de naar boven en buiten gerichte blik van deemoedige en vreugdevolle lofprijzing….’ Je naar bóven en buíten richten. Ik herinner me Psalm 121: ‘Ik sla mijn ogen op naar de bergen, van waar komt mijn hulp?’ en Psalm 123: ‘Naar U Heer sla ik mijn ogen op, naar U die in de hemel troont’. Maar ook in ons dagelijks uitgesproken gebed: ’Onze Vader die in de hemel woont.’ Met deze woorden laten we die menselijke ooghoogte los en plaatsen onszelf in een ander, groter perspectief. Daar kan dan alleen nog op volgen: ‘Uw Naam worden geheiligd’.

Ik citeerde verder van Underhill: ‘Aanbidden is staan voor die Naam’; ‘Aanbidden is niet een moeilijke religieuze oefening maar een innerlijke houding.’ En: ‘Aanbidden zuivert ons van eigenwaan.’ In haar consequente gebruik van het woord ‘aanbidden’ i.p.v. ‘bidden’ werd ik mij er bewust van dat ‘aanbidding’ het gebed ís. Met het ‘Onze Vader die in de hemel zijt’ richten we onszelf op die oneindige realiteit. Met ‘Uw Naam worde geheiligd’ begeven we ons in het diepe mysterie van die intimiteit .

Underhill schrijft dat de vraag ‘Kunnen we niet beter voor praktische en concrete dingen bidden?’ haar vaak gesteld wordt. Zij antwoordt daarop: ‘Aanbidding is juist bidden om extreem praktische dingen’ en: ‘Het verbreedt onze horizon, doet ons eigenbelang opgaan in een groter geheel van de werkelijkheid’… ‘En wat meer is, elk aspect, zelfs het meest huiselijke, van ons praktische leven kan deel uitmaken van dit [ons] antwoord, deze aanbidding, dit complete leven.

Nog een keer maar dan anders. Het móet, die herhaling, nu door een andere grote meester. Uit ‘We zijn al één’ van Merton citeerde ik:
‘Strikt genomen is mijn gebed heel eenvoudig. Het concentreert zich helemaal op de aandacht voor de aanwezigheid van God en op zijn liefde. Het is dus geconcentreerd op geloofsvertrouwen, want dat is het enige waardoor wij God kunnen kennen. Je zou kunnen zeggen dat dit aan mijn meditatie het karakter geeft dat door de profeet wordt beschreven als ‘voor God staan alsof je Hem zag’.

Zover gaat ons jaarthema ‘Aandachtig Aanwezig – zijn’. Aandachtig Aanwezig – zijn in het aangezicht van God, buiten en boven mij. Onze Vader in de hemel, mysterieus en intiem. Wat vraagt dat van me? Hoe vaak word ik me in het huis van mijn hemelse Vader bewust gewaar van zijn aanwezigheid? En waar ben ik niet in Zijn huis?

Oefening baart kunst. De oefening die Theresa van Avila ons op grond van haar gebedspraktijk aan de hand doet en die ik in de vorige bijdrage van (zie deel 4) aanhaalde, is precies wat ook Underhill en Merton doen. Merton verwoordt dat zo:
‘Bidden is niet ‘nadenken over’ iets, maar een direct zoeken naar het Gelaat van de Onzichtbare, dat je niet kunt ontdekken, behalve wanneer je jezelf verliest in Hem die onzichtbaar is.’

Mariek de Jong

Aandachtig aanwezig IV

Over zien en gezien worden

Aandachtig Aanwezig, wanneer ben je dat? Daar kunnen we in een kéér het antwoord op geven: zo goed als nooit! Helemaal aandachtig aanwezig zijn lukt ons niet. Soms lukt het me even om aandachtig aanwezig te zijn in heel de keuken: ik ervaar haar ruimte, de andere aanwezigen, het moment in het kookproces, de wortels die ik in mijn handen heb en de geluiden die van buiten doordringen. Mooi hoor. Bij momenten kan ik me dan ook bewust zijn van de gemeenschap waarin die keuken zich bevindt, mijn teamgenoten die werkzaam zijn in de Lavra* en tuin en van anderen die op hun appartement verblijven of op stap zijn gegaan. Dan weet ik van de mensen die in het dorp wonen en buiten Bergeijk… maar tegen die tijd is mijn aandacht waarschijnlijk al weer geheel opgeslokt door de gehaktballen waar ik mee bezig ben. Dat kan overigens heel noodzakelijk en zinvol zijn, om je volledige aandacht in het gehakt te brengen maar dan is die dus daar en niet ergens anders. En, dat is een feit, veelal is mijn aandacht in allerlei muizenissen die weinig met de keuken van doen hebben en is ze ook in die muizenissen maar half aanwezig en is ze eigenlijk overal en nergens.

Er zijn, in mijn ogen maar weinig, maar toch, mensen die de gehele gemeenschap in hun aandacht kunnen houden. Ze omvatten die in alle gelaagdheden en op alle deelterreinen. Dat wil niet zeggen dat ze er alles vanaf weten of er voortdurend met hun aandacht in aanwezig zijn (ze maken misschien ook wel eens gehaktballen) maar ze kunnen het geheel omvatten en weten wat er op al die terreinen omgaat. Ik dank God en de gemeenschap dat dat van mij niet gevraagd wordt want ik zou er horendol van worden en dat demonstreert al hoe weinig aandachtig aanwezig ik kan zijn. Ik ben een randfiguur d.w.z. ik vertoef graag ergens aan de kantlijn van de gemeenschap (van het midden uit gezien) en heb dan het liefst een plaatsje aan het raam zodat ik goed kan zien wat er buiten de gemeenschap is. Het  maakt niet veel uit waar je staat of zit. Je hoeft niet perse in het midden te staan om aandachtig aanwezig te kunnen zijn en je hoeft ook niet alsmaar het geheel in je aandacht te hebben. Het is goed om je aandacht precies op de plaats te hebben waar je staat; jouw plaats binnen het grotere geheel. Het kan niet anders dan dat je je dan bewust zult worden van het geheel.

Soms dans ik in de kapel en dan zijn er momenten dat ik de beleving heb volledig aandachtig aanwezig te zijn, volledig in de zin van: met heel míjn vermogen tot aandacht, voor zover als die voor mij op dít moment in déze omgeving reikt. Dat laatste is wel een belangrijke toevoeging. Ik voel dan dat ik in verbinding ben met wat ín mij is en buiten mij is en dan ‘stroomt het’ zogezegd en word ik mijn dans. Maar ik vrees dat als jij op dat moment binnenkomt het ‘volledige’ van die aandachtige aanwezigheid toch aardig gereduceerd raakt. Trouwens: jij hoeft niet eens binnen te komen. Ik hoef me alleen maar voor te stellen dat je binnenkomt.

Ja, en dan is dat vermogen van mij -die ruimte waarin ik aandachtig aanwezig kan zijn- ook nog eens een rekbaar begrip. Niet alleen is het afhankelijk van de externe factoren zoals die hier en nu plaatsvinden, maar het is ook gerelateerd aan mijn mogelijke groei.
Er is dus nog ruimte die ik ook ben maar die ik niet in beslag neem; waar ik niet aandachtig aanwezig ben. Dat is mijn mogelijkheid tot groei, de rekkelijkheid naar wie ik worden kan.
Er zijn momenten geweest dat ik ervoer dat die ‘potentiële’ innerlijke ruimte, vele malen groter is dan dat ik mezelf ken.
Ik kreeg zelfs de indruk dat die ‘ik’ die ik nog niet ken en niet ben, op zichzelf al vele malen groter is dan dat wat ik tot nu toe geworden ben.
Ik vrees dan ook dat er van mijn ‘worden wie ik ben’ in dit leven maar weinig terecht komt. Voor mij een reden om te doen wat ik kan want anders komt er helemaal niets van terecht. Dan zit er niets anders op dan te zorgen dat ik wakker blijf en mij beoefen in die aandachtige aanwezigheid.

Gelegenheid is er genoeg. Zuster Katharina onderwees ons: ‘wil wat je doet’ en zet ons zo ertoe aan om aandachtig aanwezig te zijn in wat we op dit moment doen. Evelyn Underhill** liet ons zien dat juist de kleinste alledaagse huishoudelijke klussen, de grootste uitdaging bieden en zodoende een spirituele waarde krijgen. Tish Warren*** beweert niet anders en wijst daarbij op onze gewoontes en automatismen die als oefengebied een onuitputtelijke bron vormen.

Ik weet er nog een: een oefening die heel eenvoudig is en die niet ophoudt ons te trainen in aandachtige aanwezigheid. Ze komt van Theresa van Avila.

De oefening heet: ‘zie Hem naar jou kijken’ (mira qua te mira).

Het gaat zo:
‘Denk dat Jezus voor je staat…
Hij kijkt naar je…
zie Hem naar jou kijken…
liefdevol en nederig.’

Die oefening kunnen we de hele dag doen. Waar we ook gaan of staan. Zo eenvoudig als die is. Begin eraan en we ontdekken meteen ons oneindige tekort. Wellicht verliezen we ons in beschouwingen over dat ‘liefdevol en nederig’. Het gaat erom dat je je gezien voelt in de blik van iemand die jou ten diepste kent en oneindig liefheeft. Het gaat erom dat je in de ervaring/beleving komt van: ‘Ik ben lief, ik word liefgehad, ik maak deel uit van het mysterie van liefde’. En als we ons niet verliezen in allerlei bedenkingen dan is de kans groot dat we vergeten om de oefening te doen. Keer op keer zal iets onze aandacht hiervan wegleiden en vergeten we dat we die oefening aan het doen zijn en al snel vergeten we hem helemaal. Daarom is het een hele moeilijke oefening, zoals al die oefeningen in aandachtige aanwezigheid blijken te zijn.

In onze gemeenschappelijke gerichtheid op de Ene, die in ons is en in wie wij worden, helpen wij elkaar om niet te vergeten aandachtig aanwezig te zijn. Door elkaar te herinneren aan ons gemeenschappelijk streven, bieden we elkaar de mogelijkheid te worden wie we ten diepste zijn. Hoe doen wij dat? Hoe herinneren wij elkaar aan die alledaagse en voor het oprapen liggende mogelijkheden om aandachtige aanwezigheid te beoefenen?

Mariek de Jong

*) Lavra is de naam van de huiskamer van Gemeenschap de Hooge Berkt.
**) Zie AANDACHTIG AANWEZIG deel 2 en deel 3
  Het spirituele leven, mystiek voor het dagelijks bestaan van de auteur Evelyn Underhill, 2019
***) Zie AANDACHTIG AANWEZIG deel 2 en deel 3
  Liturgie van het alledaagse, Heilige gebruiken in het gewone leven van de auteur Tish Warren, 2018

Aandachtig aanwezig III

Over liturgie van het alledaagse

Literatuur:
Liturgie van het alledaagse, Heilige gebruiken in het gewone leven van de auteur Tish Warren, 2018;
Het spirituele leven, mystiek voor het dagelijks bestaan van de auteur Evelyn Underhill, 2019

In mijn vorige bijdrage had ik het over het ‘goede doen’ waar wij mensen, door onze geaardheid, toe geneigd zijn. Vanuit de ‘kleine onderbouwing’ van Evelyn Underhill kunnen we een stap maken naar, zoals zij dat noemt het: ‘… voortdurend aanbieden van onze wil aan God, zodat de praktische plichten, die het grootste deel van onze dag vullen, in Hem worden opgenomen en zo spirituele waarde krijgen.’

Nu is dat voor niemand onder ons nieuw. In onze gemeenschapsdagen in 2019 gingen we er nog eens uitvoerig mee aan de slag: hoe maken wij van ons alledaagse werk ons spirituele Werk? Hoe beoefenen we ons geloof in ons alledaagse werk? We deden tijdens die dagen ons gewone werk en verweefden daarin oefeningen waarmee we onze ‘aandacht en bewust-zijn’ konden trainen. We kunnen daar nieuwe oefenterreinen en aandachtsgebieden aan toevoegen.

Tish Warren komt ons daarbij tegemoet. Vanuit een heel andere hoek dan die van Evelyn Underhill waait bij haar eenzelfde wind. In haar boek Liturgie van het alledaagse nodigt ze ons uit ‘de heiligheid te ontdekken in elke dag van ons leven’. Zij is een hedendaagse vrouw en priester in de Anglicaanse Kerk in Noord Amerika.

Christenen, zegt ze, benadrukken dat we met ons werk God dienen. Dus willen we werken en zoeken we werk in het evangeliseren, het bevorderen van sociale gerechtigheid, het scheppen van schoonheid of ontwikkelen we vakkundigheid. En we zoeken het in de innerlijke houding waarmee we het werk doen: vrolijk, dankbaar, met voldoening, vrijgevig en met een door het evangelie veranderd hart. Dit zijn zeker allemaal belangrijke manieren om God te dienen, zegt Warren, maar we redden het niet om elk van deze boodschappen op hetzelfde moment uit te voeren. Dus raken Christenen verward over hoe ze door hun werk God dienen of ze halen er één of twee punten uit en maken die tot een maatstaf van waaruit ze zichzelf en anderen beoordelen. En dat terwijl we iedere dag voornamelijk allerlei alledaagse klussen doen die niets met die verheven zaken te maken hebben, we daarin grotendeels gedreven worden door gewoonte en routine en het meestal onbewust doen.

Net als Underhill merkt Warren op dat christenen geloven dat zij ‘Gods volk’ kunnen worden door zich af te scheiden van een hedendaagse cultuur en ons terug te trekken in bepaalde vormen van kunst, muziek… liturgie. In haar boek laat ze zien dat het juist die alledaagse gewoonten en gebruiken zijn die grondstof zijn voor een ‘liturgie in het gewone leven’. Ook zíj verwijst naar Augustinus als ze beweert dat wij tot Gods volk worden ‘door gewoonten en gebruiken te ontwikkelen die onze liefde en ons verlangen richten op God.’ Want ook in onze gewoontes en gebruiken kunnen we worden wie we ten diepste zijn.

Het is duidelijk hoeveel ‘aandachtige aanwezigheid’ er nodig is om onszelf te betrappen op minder vruchtbare gewoontes en gebruiken en die om te vormen naar ‘Gods diensten’. Tish Warren is even open als ontwapenend als zij ons daarin, ter lering ende vermaak, voorgaat. Eerlijk, niet zonder humor en zelfspot en kritisch naar haar kerk, cultuur en tijdsgeest, laat zij zien hoe zij tot een liturgie van het alledaagse komt: ‘s morgens bij het opmaken van haar bed, bij het tandenpoetsen, als ze haar sleutels kwijtraakt, ruzie maakt met haar man, haar e-mails moet checken, in de file staat, een vriendin belt enz. Allemaal vreselijk alledaags en herkenbaar. Telkens weet zij dat alledaagse in een breder perspectief te plaatsen en bruggen te slaan naar oude leermeesters en het evangelie, van waaruit we richting en raad krijgen op onze weg.

Een heel toegankelijk en pretentieloos boek dat, onwillekeurig bijna, aanzet tot navolging. Er is altijd nog wel wat te doen, nietwaar?

Mariek de Jong

Online oecumenische viering in de Week van Gebed

#Blijf in mijn liefde

Woensdag 20 januari wordt er door de gezamenlijke kerken van Bergeijk een oecumenische viering voor de week van gebed voor de Eenheid van de Christenen gehouden.

Vanwege de beperkingen die er zijn zal het een livestreamviering zijn vanuit het PKN kerkje in Bergeijk. Via hun website https://pkn-bergeijk.nl/ is de viering vanaf 19.30 uur te volgen.

Thema van deze internationale Week van gebed en ook van deze dienst is: #Blijf in mijn liefde, naar een woord van Jezus. Een oproep die in deze tijd buitengewoon actueel is: het gaat om verbondenheid met elkaar, vanuit de liefde van God voor mensen. Alleen in verbondenheid kunnen we deze moeilijke tijd, in de wereld en in ons eigen leven, dragen. De maatregelen rondom het Covid19-virus en de situatie in de wereld dagen ons uit om op nieuwe manieren verbinding te zoeken en te bewaren.

Aansluitend zal onze Joke van der Neut een lezing houden over gemeenschap van de zusters van Grandchamp, een protestants-oecumenisch klooster in Zwitserland, die de internationale week van gebed om eenheid van dit jaar hebben voorbereid. Ook deze lezing is via de website van de PKN Bergeijk te volgen.

Hoewel we het betreuren dat we niet fysiek kunnen samenkomen, hopen we via de livestream toch verbonden te zijn met elkaar, in deze bijzondere viering van Gebed om eenheid.

Aandachtig aanwezig II

Over het alledaagse spirituele leven

Literatuur:
Het spirituele leven, mystiek voor het dagelijks bestaan van de auteur Evelyn Underhill, 2019;
De meeste mensen deugen van de auteur Rutger Bregman, 2019

Eén van de meest fundamentele vragen over spiritueel leven betreft de natuur van God. Dit stelt Evelyn Underhill in haar boekje Het spirituele leven, mystiek voor het dagelijks bestaan. Vervolgens stelt zij de veel gestelde vraag of Christenen het woord Werkelijkheid en andere onpersoonlijke of filosofische termen kunnen gebruiken als synoniem voor God.

Evelyn Underhill is een Britse mystica, geboren in 1875 en schrijfster van vele boeken. Zuster Katharina, stuurde me een artikeltje over dit boekje, uit het tijdschrift ‘Tertio’. Het lag een tijdlang bij ons op de leestafel en Theo, een broeder in de gemeenschap,  daagde me uit het gesprek met hem aan te gaan over dit boekje. Het is een klein boekje, telt nog geen 70 bladzijden, maar die lees je niet zomaar op een zondagmiddag weg. Ik niet, tenminste. Gelukkig is het opgedeeld in een inleiding en vier delen. In het laatste deel stelt Underhill bovenstaande vraag en ze voegt daar het antwoord van Augustinus aan toe:

‘God is de enige werkelijkheid en wij zijn alleen werkelijkvoor zover wij in Hem opgenomen zijn en Hij in ons’.

Hoe is die werkelijkheid dan? Goed of kwaad? Dat is een vraag die daaruit voortkomt en Underhill stelt allereerst dat spiritualiteit het kwaad niet verklaart maar een weg biedt om ermee om te gaan. Daarna merkt ze op dat we, in deze verwarde wereld, een voortdurend streven zien naar waarheid, goedheid en volmaaktheid. Steeds weer zien we dat de mensen die zich daarvoor inzetten, gesteund en aangemoedigd worden door een spirituele macht die levenskracht geeft, de wil sterkt en het karakter zuivert. Dus ja, dan zijn zelfopoffering, liefde en tederheid eigenschappen van de Werkelijkheid, van God, van ons.

Het is wel leuk om hier een ander boek te vermelden, dat bij ons op de leestafel lag en door meerdere mensen in de gemeenschap gelezen is, namelijk: De meeste mensen deugen. Hierin komt Rutger Bregman, vanuit een heel andere invalshoek (die van wetenschappelijk onderzoek en evolutietheorie) tot de conclusie dat de menselijk soort overleeft, níet omdat hij de sterkste en slimste is, maar omdat hij de vriendelijkste is en het goede wil. Net als in het evangelie zien we ook bij Bregman dat het de machthebbers onder ons beter uitkomt als we het tegendeel geloven.

Wij zijn dus ‘goed’ nog voordat we iets goeds doen. Ook al kan het in het leven gaandeweg wat anders gaan lopen; het ‘goede’ zit in onze aard. Dan ligt het dus zeer voor de hand dat wij de verlossing van de wereld als taak hebben. Dat wordt in het Christendom immers steeds benadrukt: spiritueel leven gaat samen met verantwoordelijkheid; met een roeping. Die roeping begint bij de vraag: hoe weten we wat de wil van God is? Of, zoals wij dat zeggen in onze leefregel*: ‘ontdek je verantwoordelijkheid’.

Ja, en dan zitten we nog alsmaar aan het begin. Dit is maar een klein beetje onderbouwing. Van belang om niet te vergeten want, zo beweert Underhill: ‘Mensen van nu zijn hulpeloos, snel afgeleid, niet in staat om te interpreteren wat er gebeurt en erg bezorgd over wat komen gaat; dit komt omdat het eeuwige hen geen houvast meer biedt.’ In haar boekje ontvouwt zij hoe dat houvast gevonden kan worden en wat spiritueel leven inhoudt. Ze omschrijft de relatie van mens tot God volgens de begrippen: aanbidden, je toevertrouwen en meewerken (ontleent aan De Bérulle, Franse kardinaal in de 17de eeuw).

Steeds benadrukt ze dat het niet gaat om een beweging uít die alledaagse werkelijkheid naar de hemelse, maar dat het juist gaat om het aanvaarden ván en leven ín die werkelijkheid en dat dan van het kleinste huishoudelijke klusje tot de grootste uitdaging.

‘Wat van ons gevraagd wordt,’ zegt zij, ‘is niet noodzakelijkerwijs een grote hoeveelheid tijd gewijd aan wat wij als spirituele taken beschouwen. Nee, wat gevraagd wordt is het voortdurend aanbieden van onze wil aan God, zodat de praktische plichten, die het grootste deel van onze dag vullen, in Hem worden opgenomen en zo spirituele waarde krijgen.’

‘Wij zijn altijd aan het bidden als we onze plicht doen en die zien als werk voor God’ pere Grou.

Mariek de Jong

*) De leefregel van Gemeenschap de Hooge Berkt wordt verwoordt in Babels Stromen, zie hier.

Mat. 2, 1 – 12

Je weerstand doorbreken, onszelf verliezen en ingaan op de uitnodiging

Vorige week zondag hebben we al gehoord dat Jezus volgens het evangelie van Marcus op weg is naar Jeruzalem en dat hij, ondanks het lijden dat hem te wachten staat, trouw wil blijven aan zijn roeping. Dat is geen gemakkelijke weg, maar wel een radicale keuze. Iets van die radicaliteit horen we nu in het evangelie van vandaag.

In het begin van het verhaal komt er een jongeman naar Jezus toe en vraagt: Wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven? In die vraag hoor je een verlangen, een echt verlangen naar goed en rechtvaardig leven, of om het met de woorden van de eerste lezing te zeggen: een verlangen naar de geest van wijsheid die alles te boven gaat. Jezus geeft hem dan als antwoord de Tien Woorden, zoals Mozes die al heeft gegeven, en vooral wat hij moet doen tegenover zijn naaste: niet doden, geen echtbreuk plegen, niet stelen enz.

Dat op zich is dus al een goede richting: dat je leert als een goed mens te leven, in de juiste verhouding tot je medemens en tot God. Maar de jongeman deed dit al en zoekt een weg verder. Op dat moment kijkt Jezus hem liefdevol aan en zegt:
Aan één ding ontbreekt het je nog: ga verkopen al wat je bezit en geef hetaan de armen, en je zult een schat in de hemel hebben. Kom dan terug om mij te volgen.

Jezus roept hem op tot een keuze: enerzijds alles los te laten wat hij bezat en anderzijds te leren delen in de goddelijke liefde, die Jezus zelf present stelde. Dat is inderdaad een radicale keuze, die niet zomaar voor iedereen geldt, maar die Jezus hier persoonlijk tegen deze man richt. Jammer genoeg gaat hij er niet op in, omdat hij veel bezittingen heeft.

Op die keuze gaat het evangelie verder, wanneer Jezus spreekt tot zijn leerlingen. De jongeman was rijk en kwam er niet toe om alles te verkopen. Hij was bezet, bezeten. Jezus laat nu horen: Wat is het toch moeilijk voor een rijke om binnen te gaan in het koninkrijk van God. Wat is dat toch? We kennen die ervaring wel. Als je rijk bent en veel geld hebt om allerlei dingen te kopen, heb je ook macht tegenover andere mensen en trek je gemakkelijk veel vrienden aan. Je staat in feite zelf in het centrum. Hoe anders is het, als je je leven laat bepalen door een ander, als je bereid bent iemand te volgen die je inspireert. Dan gaat het om andere waarden, zoals solidariteit, rechtvaardigheid of gemeenschap. Jezus wijst erop hoe moeilijk het is, ja bijna onmogelijk, zeker als je rijk bent, om op die roep in te kunnen gaan. Toch zijn er mensen die de roep horen, ook onder ons. Die los laten wat ze daar, elders, aan leven hebben opgebouwd en bereid zijn dat op te geven om te verhuizen hier naar toe, naar deze gemeenschap en de weg van de goddelijke liefde te gaan, met alle onzekerheid die dat meebrengt. Ik heb respect voor hen.

Die oproep om alles los te laten geldt niet alleen voor jongeren die nog een groot deel van hun leven voor zich hebben, of voor mensen die pas begonnen zijn de weg van Jezus te volgen. Die oproep wordt vandaag ook tot ons gericht, die al geraakt zijn door Jezus en begonnen zijn aan die weg van de liefde. Wat wordt er dan tot ons gezegd? Toen ik de oproep hoorde: Aan één ding ontbreekt het je nog, voelde ik eerst een weerstand. Wat moet ik nu weer loslaten, wat is er dat mij tegen houdt om die weg van Jezus verder te gaan? Dat is misschien niet zo radicaal en toch.

Ik denk concreet bijvoorbeeld aan de veranderingen binnen de gemeenschap vanwege een nieuwe structuur. We worden uitgenodigd mee te gaan in de nieuwe dagteams, maar er is ook weerstand om de goede band met iemand zomaar los te laten en weer nieuwe contacten met anderen te maken. Ik denk ook aan onze samenleving, met nieuwe bepalingen vanuit het klimaatakkoord. We zullen grote veranderingen meemaken, en moeten gaan kiezen voor minder gas in onze woning en minder benzine voor de auto. Om tot de juiste houding te komen wordt van ons gevraagd een omslag te maken in denken en doen.

Hoe dan ook, ik denk dat het mogelijk is om de weerstand te doorbreken, onszelf te verliezen en in te gaan op de uitnodiging. Als die jongeman in de ogen van Jezus had gekeken en de liefde gevoeld, had hij die stap misschien kunnen maken. Of zoals op het eind Petrus kon zeggen: Wij hebben toch maar alles achter gelaten. Bidden wij om die geest van wijsheid.

Luc. 2, 15 – 21

Je weerstand doorbreken, onszelf verliezen en ingaan op de uitnodiging

Vorige week zondag hebben we al gehoord dat Jezus volgens het evangelie van Marcus op weg is naar Jeruzalem en dat hij, ondanks het lijden dat hem te wachten staat, trouw wil blijven aan zijn roeping. Dat is geen gemakkelijke weg, maar wel een radicale keuze. Iets van die radicaliteit horen we nu in het evangelie van vandaag.

In het begin van het verhaal komt er een jongeman naar Jezus toe en vraagt: Wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven? In die vraag hoor je een verlangen, een echt verlangen naar goed en rechtvaardig leven, of om het met de woorden van de eerste lezing te zeggen: een verlangen naar de geest van wijsheid die alles te boven gaat. Jezus geeft hem dan als antwoord de Tien Woorden, zoals Mozes die al heeft gegeven, en vooral wat hij moet doen tegenover zijn naaste: niet doden, geen echtbreuk plegen, niet stelen enz.

Dat op zich is dus al een goede richting: dat je leert als een goed mens te leven, in de juiste verhouding tot je medemens en tot God. Maar de jongeman deed dit al en zoekt een weg verder. Op dat moment kijkt Jezus hem liefdevol aan en zegt:
Aan één ding ontbreekt het je nog: ga verkopen al wat je bezit en geef hetaan de armen, en je zult een schat in de hemel hebben. Kom dan terug om mij te volgen.

Jezus roept hem op tot een keuze: enerzijds alles los te laten wat hij bezat en anderzijds te leren delen in de goddelijke liefde, die Jezus zelf present stelde. Dat is inderdaad een radicale keuze, die niet zomaar voor iedereen geldt, maar die Jezus hier persoonlijk tegen deze man richt. Jammer genoeg gaat hij er niet op in, omdat hij veel bezittingen heeft.

Op die keuze gaat het evangelie verder, wanneer Jezus spreekt tot zijn leerlingen. De jongeman was rijk en kwam er niet toe om alles te verkopen. Hij was bezet, bezeten. Jezus laat nu horen: Wat is het toch moeilijk voor een rijke om binnen te gaan in het koninkrijk van God. Wat is dat toch? We kennen die ervaring wel. Als je rijk bent en veel geld hebt om allerlei dingen te kopen, heb je ook macht tegenover andere mensen en trek je gemakkelijk veel vrienden aan. Je staat in feite zelf in het centrum. Hoe anders is het, als je je leven laat bepalen door een ander, als je bereid bent iemand te volgen die je inspireert. Dan gaat het om andere waarden, zoals solidariteit, rechtvaardigheid of gemeenschap. Jezus wijst erop hoe moeilijk het is, ja bijna onmogelijk, zeker als je rijk bent, om op die roep in te kunnen gaan. Toch zijn er mensen die de roep horen, ook onder ons. Die los laten wat ze daar, elders, aan leven hebben opgebouwd en bereid zijn dat op te geven om te verhuizen hier naar toe, naar deze gemeenschap en de weg van de goddelijke liefde te gaan, met alle onzekerheid die dat meebrengt. Ik heb respect voor hen.

Die oproep om alles los te laten geldt niet alleen voor jongeren die nog een groot deel van hun leven voor zich hebben, of voor mensen die pas begonnen zijn de weg van Jezus te volgen. Die oproep wordt vandaag ook tot ons gericht, die al geraakt zijn door Jezus en begonnen zijn aan die weg van de liefde. Wat wordt er dan tot ons gezegd? Toen ik de oproep hoorde: Aan één ding ontbreekt het je nog, voelde ik eerst een weerstand. Wat moet ik nu weer loslaten, wat is er dat mij tegen houdt om die weg van Jezus verder te gaan? Dat is misschien niet zo radicaal en toch.

Ik denk concreet bijvoorbeeld aan de veranderingen binnen de gemeenschap vanwege een nieuwe structuur. We worden uitgenodigd mee te gaan in de nieuwe dagteams, maar er is ook weerstand om de goede band met iemand zomaar los te laten en weer nieuwe contacten met anderen te maken. Ik denk ook aan onze samenleving, met nieuwe bepalingen vanuit het klimaatakkoord. We zullen grote veranderingen meemaken, en moeten gaan kiezen voor minder gas in onze woning en minder benzine voor de auto. Om tot de juiste houding te komen wordt van ons gevraagd een omslag te maken in denken en doen.

Hoe dan ook, ik denk dat het mogelijk is om de weerstand te doorbreken, onszelf te verliezen en in te gaan op de uitnodiging. Als die jongeman in de ogen van Jezus had gekeken en de liefde gevoeld, had hij die stap misschien kunnen maken. Of zoals op het eind Petrus kon zeggen: Wij hebben toch maar alles achter gelaten. Bidden wij om die geest van wijsheid.

Aandachtig aanwezig I

Een gesprek met zr. Katharina

Ik leef met de vraag hoe wij als Gemeenschap de Hooge Berkt ons alledaagse werk meer zouden kunnen gaan beleven als ‘een oefening in geloof’. Dat wil zeggen dat ik me afvroeg hoe ons dat werk onze contemplatieve grondhouding zou kunnen versterken. Hoe maak je van werk gebed? Zo zou je het ook kunnen zeggen. Tijdens onze gemeenschapsdagen van 2019 hadden wij hier over gesproken en een hele dag, met tal van oefeningen, geëxperimenteerd tijdens het koken, poetsen, klussen en tuinieren. ‘Werken aan onze identiteit’ was het thema van die gemeenschapsdagen. En o.a. daaruit volgde ons jaarthema voor 2020 ‘Aandachtig Aanwezig’.

Ik zocht contact met zr. Katharina. Zij is abdis van een contemplatief klooster. Ik had haar leren kennen tijdens een retraite. Zuster Katharina liet zich informeren over de aard van onze gemeenschap en ik gaf stukjes geschiedenis en vertelde over de recente ontwikkelingen rondom dit onderwerp. Na mijn uitleg gingen haar vragen naar de termen: aandacht, bewustzijn en contemplatie. Het ging om een idee te krijgen hoe het beoefenen van aandacht en bewustzijn er concreet uit kan zien. Ik verwees naar mogelijkheden om bewustzijn te trainen, en discipline, stilte te bewaren, oefeningen in concentratie en focus, ademhalingsoefeningen, ons aanbod in Babels stromen, steeds beter leren luisteren b.v. in liturgie en ontmoetingsavonden, allerlei oefeningen waarmee we ons geestelijk leven vormen. Ik gaf haar een voorbeeld van oefenen van bewuste aanwezigheid in de keuken tijdens de afwas. Als je daar steeds probeert in verbinding te blijven met het geheel (anderen-werk-ruimte) zou het volume aanzienlijk dalen en het werk meer ‘gebed’ kunnen worden. Dan gaat niemand op de ‘automatische piloot’, kunnen twee afdrogers zich niet geheel verliezen in een geanimeerd gesprek, de afwasser enkel in zijn eigen werk en lopen we elkaar niet voor de voeten of in de weg. Niet dat het nu allemaal ‘verkeerd’ maar vanwege de unieke kans om samen ‘aandachtige aanwezigheid’ te beoefenen.

‘Dat is de reden’, zei zuster Katharina, ‘dat wij de afwas in stilte doen’. – Terzijde: Nu wil ik niet zeggen dat wij dat ook moeten doen! Integendeel, maar wél kijken naar de uitdaging om zonder zo’n regel samen het geestelijk klimaat te bevorderen tijdens de afwas. Dit is maar een voorbeeld.

Vervolgens vroeg de zuster of ik dacht dat zij dan zo vol aandacht en bewust hun werk deden maar we kwamen uit op de noemer dat het niet zozeer om het resultaat gaat als wel onze intentie en inzet om ons geloof in ons alledaagse werk te beoefenen.

Zuster Katharina verblijde mij met een aantal mooie reflecties die ik hier graag wil weergeven:

Als eerste viel het haar op dat ik over dit onderwerp sprak vanuit een totaal andere achtergrond dan waar zij zich bevindt. Het gaat, volgens haar, in eerste instantie om de fundamentele richting die gekozen is en daarin wijkt de Hooge Berkt af van de Trappistinnnen. In óns gemeenschapsleven staat het sociale aspect meer op de voorgrond, vanuit die behoefte is ze ook ontstaan, terwijl zíj resoluut in stilte samenleven en vóór alles de weg naar binnen verkozen hebben. Zij doet de interessante waarneming dat bij hen steeds meer het tekort aan onderlinge verbondenheid en ondersteuning in het gaan van die geloofsweg opvalt, en dat bij ons het sociale aspect ten koste dreigt te gaan van het zich verdiepende. Beide tendenties vallen niet zomaar radicaal te combineren, wist ze, maar we voelden ieder op onze eigen manier aan hoe verschillend we ons in dit spanningsveld bewegen.

Vervolgens vertelde de zuster dat zij niet spraken over ‘aandacht’ en ‘bewustzijn’ maar over ‘Memoria Deï’. Maar natuurlijk lukt het ons niet om aldoor aan God te denken en dat moet ook niet zo zijn, voegde zij er aan toe. Net zo min als dat we volledig in beslag genomen moeten worden door onze partner of andere geliefden. Het gaat er niet om dat je die aldoor vooraan in je gedachten hebt maar om ‘een zachte ondertoon’, een weten dat je staat op het fundament van die liefde en genegenheid. Dat is in feite waar het in die geloofsbeoefening om gaat.

Het verband van geloofsbeoefening met het dagelijkse werk vatte ze samen met: ‘het gaat er niet om dat je doet wat je wílt doen, maar dat je wílt wat je doet’. Ons dat herinneren tijdens ons werk is al de mooiste oefening die ik me voor ons bedenken kan.

En als laatste merkte ze op dat het ‘in zes stukken snijden van de dag’ (waardoor zij steeds blokken van twee uur voor hun activiteiten hebben) volgens haar bij uitstek heilzaam en productief is. Ze hoort vaak van mensen dat ze zich dat niet kunnen voorstellen maar ze zegt dat juist die discipline hun innerlijk leven verzameld en gericht houdt.

Wij waren beide verheugd in ons gesprek en zuster Katharina was bereid om hier verder met ons over in gesprek te geraken. Een week of zo later stuurde ze me een artikel over het boekje van Evelyn Underhill: “Het spirituele leven, mystiek voor het alledaagse”.

Mariek de Jong