Luc. 1, 5 – 25

Je weerstand doorbreken, onszelf verliezen en ingaan op de uitnodiging

Vorige week zondag hebben we al gehoord dat Jezus volgens het evangelie van Marcus op weg is naar Jeruzalem en dat hij, ondanks het lijden dat hem te wachten staat, trouw wil blijven aan zijn roeping. Dat is geen gemakkelijke weg, maar wel een radicale keuze. Iets van die radicaliteit horen we nu in het evangelie van vandaag.

In het begin van het verhaal komt er een jongeman naar Jezus toe en vraagt: Wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven? In die vraag hoor je een verlangen, een echt verlangen naar goed en rechtvaardig leven, of om het met de woorden van de eerste lezing te zeggen: een verlangen naar de geest van wijsheid die alles te boven gaat. Jezus geeft hem dan als antwoord de Tien Woorden, zoals Mozes die al heeft gegeven, en vooral wat hij moet doen tegenover zijn naaste: niet doden, geen echtbreuk plegen, niet stelen enz.

Dat op zich is dus al een goede richting: dat je leert als een goed mens te leven, in de juiste verhouding tot je medemens en tot God. Maar de jongeman deed dit al en zoekt een weg verder. Op dat moment kijkt Jezus hem liefdevol aan en zegt:
Aan één ding ontbreekt het je nog: ga verkopen al wat je bezit en geef hetaan de armen, en je zult een schat in de hemel hebben. Kom dan terug om mij te volgen.

Jezus roept hem op tot een keuze: enerzijds alles los te laten wat hij bezat en anderzijds te leren delen in de goddelijke liefde, die Jezus zelf present stelde. Dat is inderdaad een radicale keuze, die niet zomaar voor iedereen geldt, maar die Jezus hier persoonlijk tegen deze man richt. Jammer genoeg gaat hij er niet op in, omdat hij veel bezittingen heeft.

Op die keuze gaat het evangelie verder, wanneer Jezus spreekt tot zijn leerlingen. De jongeman was rijk en kwam er niet toe om alles te verkopen. Hij was bezet, bezeten. Jezus laat nu horen: Wat is het toch moeilijk voor een rijke om binnen te gaan in het koninkrijk van God. Wat is dat toch? We kennen die ervaring wel. Als je rijk bent en veel geld hebt om allerlei dingen te kopen, heb je ook macht tegenover andere mensen en trek je gemakkelijk veel vrienden aan. Je staat in feite zelf in het centrum. Hoe anders is het, als je je leven laat bepalen door een ander, als je bereid bent iemand te volgen die je inspireert. Dan gaat het om andere waarden, zoals solidariteit, rechtvaardigheid of gemeenschap. Jezus wijst erop hoe moeilijk het is, ja bijna onmogelijk, zeker als je rijk bent, om op die roep in te kunnen gaan. Toch zijn er mensen die de roep horen, ook onder ons. Die los laten wat ze daar, elders, aan leven hebben opgebouwd en bereid zijn dat op te geven om te verhuizen hier naar toe, naar deze gemeenschap en de weg van de goddelijke liefde te gaan, met alle onzekerheid die dat meebrengt. Ik heb respect voor hen.

Die oproep om alles los te laten geldt niet alleen voor jongeren die nog een groot deel van hun leven voor zich hebben, of voor mensen die pas begonnen zijn de weg van Jezus te volgen. Die oproep wordt vandaag ook tot ons gericht, die al geraakt zijn door Jezus en begonnen zijn aan die weg van de liefde. Wat wordt er dan tot ons gezegd? Toen ik de oproep hoorde: Aan één ding ontbreekt het je nog, voelde ik eerst een weerstand. Wat moet ik nu weer loslaten, wat is er dat mij tegen houdt om die weg van Jezus verder te gaan? Dat is misschien niet zo radicaal en toch.

Ik denk concreet bijvoorbeeld aan de veranderingen binnen de gemeenschap vanwege een nieuwe structuur. We worden uitgenodigd mee te gaan in de nieuwe dagteams, maar er is ook weerstand om de goede band met iemand zomaar los te laten en weer nieuwe contacten met anderen te maken. Ik denk ook aan onze samenleving, met nieuwe bepalingen vanuit het klimaatakkoord. We zullen grote veranderingen meemaken, en moeten gaan kiezen voor minder gas in onze woning en minder benzine voor de auto. Om tot de juiste houding te komen wordt van ons gevraagd een omslag te maken in denken en doen.

Hoe dan ook, ik denk dat het mogelijk is om de weerstand te doorbreken, onszelf te verliezen en in te gaan op de uitnodiging. Als die jongeman in de ogen van Jezus had gekeken en de liefde gevoeld, had hij die stap misschien kunnen maken. Of zoals op het eind Petrus kon zeggen: Wij hebben toch maar alles achter gelaten. Bidden wij om die geest van wijsheid.

Ontdek je verantwoordelijkheid – Neiging tot het kwaad

Dit is de tweede bijdrage over de vierde regel: Ontdek je verantwoordelijkheid. De vorige bijdrage  kun je hier vinden.

Neiging tot het kwaad

In onze gemeenschap leven we met een ‘leefregel’. Deze bestaat in feite uit vijf regels die als wegwijzers op onze weg staan, zowel als gemeenschap als op persoonlijk niveau.

De vijf regels zijn:

  1. Word wie/wat je bent
  2. Broederschap, durf het aan
  3. Ga je weg
  4. Ontdek je verantwoordelijkheid
  5. Waag het (Gods) verbond te maken.

Door het jaar heen belicht ik telkens een leefregel.

Bijgaande tekst is het tweede deel bij de regel: ‘Ontdek je verantwoordelijkheid.’

Ontdek je verantwoordelijkheid – Neiging tot het kwaad.

Het lijkt te mooi om waar te zijn: op weg gaan met onze talenten, gaven die we bij geboorte meekregen, je verantwoordelijkheid ontdekken en zo worden wie we zijn: beeld en gelijkenis van God. Natuurlijk moeten we er hard voor werken, onze talenten leren kennen en verder ontwikkelen, maar vroeg of laat zullen we er dan toch wel komen: bij onze Goddelijke staat van zijn en bij de vrede op aarde.

En dat is het dan ook: te mooi om waar te zijn. We leven immers niet alleen in de ‘Geest’ waar we ‘beeld en gelijkenis van God’ zijn. We leven ook in onze fysieke hoedanigheid en zijn daarmee ondergeschikt aan de wetten van de natuur, en dus kwetsbaar. Al sinds de eeuwen der eeuwen proberen we ons, kost wat kost, te weren tegen al die grillige onzekerheden die ons in ons bestaan kunnen bedreigen. Zonde is een beladen begrip geworden maar het is nooit anders geweest: kwaad geschiedt. Sterker nog: de tegenstander die we duivel noemen leeft ín onszelf als onze kwade aandrift. Daar belemmert hij ons om in verbondenheid met elkaar en God te worden wie we zijn.

Zonde staat voor: scheiding, het verbreken van relatie, je doel missen, een verkeerde gerichtheid/oriëntatie. Dat is eigenlijk meer jammerlijk dan kwalijk, al blijft het een verkeerde weg als je een andere had moeten gaan. Dat geldt ook voor het begrip ‘kwaad’. Het grootste kwaad is wellicht dat we menen te weten wat goed en kwaad is. We oordelen vaak liever over een situatie of persoon dan dat we onderzoeken wat er werkelijk aan de hand en nodig is.  

De realiteit is dat we op weg zijn naar God en behalve onze talenten ook voortdurend onze valkuilen bij ons hebben, hoe die zich ook manifesteren. Dat maakt het ontdekken van onze verantwoordelijkheid veelal tot een levenslang traject. Iedere deugd heeft een zonde als keerzijde in zich. Om in zuiverheid onze verantwoordelijkheid te ontdekken is het daarom ook nodig onze zonden te zien.

Al in de derde of vierde eeuw wisten de woestijnvaders zich door hun zonden belemmerd op hun weg naar God. Ze onderzochten die nauwgezet, rubriceerden ze en kwamen tot zeven hoofdzonden. Twee eeuwen later heeft Paus Gregorius ze opgenomen in de katholieke leer. Het zijn:

  1. Superbia (hoogmoed – hovaardigheid – ijdelheid)
  2. Avaritia (hebzucht – gierigheid)
  3. Luxuria (onkuisheid– lust – wellust)
  4. Invidia (nijd – jaloezie– afgunst)
  5. Gula (onmatigheid – gulzigheid – vraatzucht)
  6. Ira (woede– toorn – wraak – gramschap)
  7. Acedia (gemakzucht – traagheid – luiheid – vadsigheid)

Ieder van ons zou in het bijzonder behept zijn met één van deze hoofdzonden, die zich steeds weer voordoet, in verschillende gradaties en nuances. Ze weet zich totaal onherkenbaar te camoufleren en komt achter ieder masker weer tevoorschijn. Mijn hoofdzonde is woede of wrok en ze kan zich ongemerkt verborgen houden achter terughoudendheid of zelfs gehoorzaamheid. Het is niet gezegd dat je de andere zonden niet hebt. Integendeel: bij eerlijk zelfonderzoek zul je ze allemaal wel ergens tegenkomen. Maar er is er één die ons altijd weer beet heeft en te slim af is. Wellicht is juist die zonde de motor van ons bestaan en de aanzet tot veel van onze goede werken. Waarschijnlijk kun je wel wat verhalen vertellen over wat je hebt doorstaan om deze draak te temmen en hoe die je nog steeds weet te verleiden.

We kennen allemaal de neiging om zonden uit te willen roeien of te verwerpen. Soms is onze haat zo groot dat ze zich tegen onszelf keert. Maar daarmee zou ook de reden van ons talent verworpen zijn en de reden van ons bestaan én van het bestaan van deze wereld. Het is van belang ons niet te identificeren met onze zonden, net zomin als dat we ons zouden moeten identificeren met onze talenten. Zonden kun je zien als brandstof die nodig is om het vuur brandend te houden. Dat is geen verwerping maar dat is ze zíen, loslaten en aanbieden voor transformatie. Aan de andere kant van mijn woede staat een blijmoedige aanvaarding, misschien zelfs geduld. Gemeten naar de eeuwigheid weet ik niet waar ik nu ben op mijn traject. Ik troost me met de gedachte dat niemand me gezegd heeft dat ik deze klus voor het einde van mijn leven moet klaren. Bovendien gaat het in dit partnerschap met God niet om míjn talent en míjn opdracht, maar om die van ons allen samen, van heel de mensheid. Wij samen zijn de ‘mens geschapen naar evenbeeld en gelijkenis van God’. Onze inzet in dit Goddelijke project is van grotere importantie dan het resultaat.  

Je verantwoordelijkheid ontdekken vraagt om een groot onderscheidingsvermogen. Vaak komen we niet eens zover en hebben we de hulp nodig van iemand die ziet wat jij niet ziet. En dat kan dan weer alleen als je mogelijke blinde vlekken onderkent en de ander toelaat. Onmogelijk is het niet. Bij Simone Weil las ik dat ons verstand in staat is het kwaad in de ogen te zien en het te haten. We hoeven ons er niet van te ontdoen, zegt ze, we hoeven het alleen maar te onderscheiden. Vervolgens benoemt zij de wortel van alle kwaad. Dat is de dromerij. Dromerij, zegt zij, is de troost voor wie ongelukkig zijn; het is ‘hun toevlucht om niet verpletterd te worden door het loden gewicht van de tijd’. Het is ook ‘een onschuldige vorm van vlucht uit de realiteit’ en we kunnen geen van allen zonder. Dromerij heeft maar één nadeel: ze is niet reëel. ‘Waar gedroomd wordt, is liefde uitgesloten. Liefde is reëel’.*

Dat zegt Weil erover en het is niet nieuw. Illusies najagen, afgoderij, het hele arsenaal afweermechanismen en onze zonden in al hun gedaantes… We hebben er heel wat voor over om niet helder te onderscheiden en deze wordingsweg niet ten volle te gaan. Het ontdekken van je verantwoordelijkheid is daarbij een tamelijk lastige en confronterende onderneming en roept vaak weerstand op. Je weet immers niet wat je gaat ontdekken. Het kan prettiger lijken om dat zelf te bepalen.  

De Islam kent 99 namen van God en die staan voor de verschillende gezichten van God; voor Zijn kwaliteiten. Ya Sabur (geduld) is de laatste naam. Het is de laatste omdat geduld altijd en overal nodig is. Dat maakt haar zwaar en moeilijk. De 100ste naam, zo leerde ik, is jouw naam: jij bent een gezicht van God; beeld en gelijkenis. Laten we geduld beoefenen met onszelf en, tegen de stroom in en met vallen en opstaan, ontdekken wat onze verantwoordelijkheid is. De laatste weken klinkt steeds een lied in mijn hoofd op een bewerkte tekst van Mevlana Rumi:

Kom, kom, wie je ook bent,
Zwerver, minnaar van het heengaan,
Al heb je je belofte al duizendmaal verbroken
Kom, kom, wie je ook bent.

Vanuit ’t Verdiep, Mariek

 *) Liefde is licht, religieuze teksten van Simone Weil. KokBoekencentrum Utrecht. blz. 179